Radboud Marijnissen werkt als psychiater en hoofd patiëntenzorg bij het Universitair Centrum Psychiatrie (UCP) van het UMCG. Hij is voorzitter van ThaNet en de Commissie Euthanasie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
Binnen het UCP is hij samen met een collega gestart met een second opinion poli voor mensen met een euthanasieverzoek op psychische grondslag. Psychiaters waren behoedzaam in het verrichten van een dergelijke second opinion en vaak moesten patiënten en hun behandelaren lang wachten voordat een second opinion kon worden verricht. Hij hoopt dat, mede door zijn ervaringen hiermee te delen, meer psychiaters de stap gaan zetten om second opinions (SO) te gaan doen.
Het euthanasietraject bestaat globaal uit vier fases: de verzoekfase, de beoordelingsfase, de consultatiefase en de uitvoeringsfase.
De SO vindt plaats in de beoordelingsfase door een onafhankelijke psychiater. In de consultatiefase beoordeelt de SCEN arts alle zorgvuldigheidscriteria. Radboud vertelt: “Binnen de second opinion wordt beoordeeld of de patiënt wilsbekwaam is inzake het euthanasie verzoek en wordt beoordeeld of er sprake is van medische uitzichtloosheid. Daarvoor moet ik de behandelgeschiedenis goed in beeld krijgen en is het natuurlijk ook van belang om de diagnoses die gesteld zijn na te gaan. Met een zo compleet mogelijk beeld is het mogelijk te concluderen of er geen resterende behandelopties meer zijn die het ondraaglijk lijden kunnen verlichten.”
Meestal neemt de SO in het totaal zo’n 4 tot 6 weken in beslag. Het is wel van belang dat alle informatie door de aanvragend arts meegestuurd wordt; wanneer er informatie ontbreekt of onduidelijk is, duurt het traject langer of moet het traject alsnog gestopt worden. Maar in het algemeen kan vooraf aan het patiënt verteld worden hoelang het traject duurt en hoeveel gesprekken er zullen plaatsvinden. Meestal zijn dit 2 tot 3 gesprekken die zowel voor de patiënt als Radboud intens zijn. Radboud: “Het is duidelijk waarom de patiënt bij mij aan tafel zit: de doodswens en het euthanasieverzoek. Dus dat is het onderwerp waarmee meteen begonnen wordt.” Meestal wordt in overleg met de patiënt ook met een naaste gesproken. Wanneer de gesprekken zijn afgerond en voldoende informatie beschikbaar is wordt binnen de Second Opinion Poli iedere patiënt in een Multi Disciplinair Overleg (MDO) besproken, waarbij ook andere psychiaters, psychologen en verpleegkundigen kunnen reflecteren op de diagnostiek en eventuele resterende behandelopties. Als het nodig is vindt nog aanvullende diagnostiek plaats zoals een psychologisch onderzoek. Daarna volgt het adviesgesprek met de patiënt waarbij vaak ook naasten aanwezig zijn. De verslaglegging wordt aan de arts of psychiater verstuurd die de second opinion heeft aangevraagd. De patiënt krijgt een kopie van het verslag.
Als er nog behandelopties worden gezien zal de patiënt met de aanvragend arts bepalen of dit een redelijk alternatief is voor euthanasie om het ondraaglijk lijden te verminderen. Meestal wordt het advies opgevolgd; zo niet, dan moet de aanvragend arts met de patiënt goed kunnen beargumenteren waarom dat níet gedaan wordt. Het advies kan niet zomaar terzijde worden geschoven, en daarmee is de SO in het euthanasietraject bij psychisch lijden een belangrijke stap. Patiënten ervaren dit ook zo en het is spannend voor hen om de gesprekken te voeren. Maar is er is altijd direct openheid over de doodswens; daar gaat het om.
Radboud: “Je ziet vaak dat deze mensen al jaren van behandeling in de GGZ hebben gevolgd. Vaak zonder resultaat of zonder aanhoudende verbetering. Als ze eenmaal bij mij komen, zijn ze vaak al lang bezig met hun euthanasieverzoek, vaak veel langer dan naasten of behandelaren weten. Er is voor hen meestal nog maar één oplossing, namelijk euthanasie. Wanneer ik dan toch een mogelijkheid tot behandeling van het ondraaglijk lijden binnen of buiten de GGZ opper, is het niet altijd gemakkelijk om dit te bespreken. Ik begrijp goed dat er therapiemoeheid is ontstaan. Maar als er echt een mogelijkheid is om het ondraaglijk lijden te verminderen dan is het belangrijk iemand te motiveren. Vaak gaan de gesprekken over de dood ook over het leven en zijn er mogelijkheden om reële opties met de patiënt te bespreken.”
Het is belangrijk dat meer psychiaters bereid zijn om SO’s bij euthanasie te verrichten binnen de GGZ. Op de polikliniek van het UCP nemen arts-assistenten in opleiding tot psychiater ook vaak deel aan de SO’s. Dit zijn immers de psychiaters van de toekomst en vaak zijn ze gemotiveerd voor en geïnteresseerd in het -onder supervisie- voeren van een deel van de gesprekken. Door hen tijdens de opleiding al deel te laten nemen aan SO’s bij euthanasie, doen zij in een vroeg stadium van hun loopbaan al ervaring hiermee op.
Radboud: “Het doen van deze SO’s is complex maar ook ontzettend mooi en interessant werk. De patiënt voelt zich gehoord en gezien. Zij ervaren de ruimte om te kunnen praten over hun gedachten over de dood en het leven, zonder dat daar meteen consequenties zoals een suïcide-risicobeoordeling aan vast zitten. Je staat iemand bij in een zeer moeilijk traject, waarin je het verhaal van de patiënt in alle aspecten ziet en hoort en dat betekent vaak veel voor diegene maar ook voor mezelf.” Radboud begrijpt goed dat het doen van een second opinion in het kader van een euthanasietraject anders is of voelt dan een second opinion in het kader van een behandeltraject. Het gaat uiteindelijk om een beslissing die het verschil kan maken tussen leven en dood. Het uiteindelijke besluit wordt door de patiënt en de beoogd uitvoerend arts genomen na toetsing door een SCEN arts. Het doen van een second opinion is een goede manier om verder met het onderwerp euthanasie op psychische grondslag in aanraking te komen of je er in te verdiepen.
Radboud heeft inmiddels veel SO’s gedaan en vindt het belangrijk om de reflectie te krijgen in het MDO; vaak zijn dat kritische vragen. Het perspectief van verschillende disciplines meenemen vindt hij een verrijking. Radboud: “Natuurlijk ben ik zelf uiteindelijk verantwoordelijk voor de beoordeling van de medisch uitzichtloosheid en wilsbekwaamheid.”
Radboud: “Hoewel het vaak intensieve en complexe gesprekken zijn, is het heel mooi om zoveel openheid en vertrouwen van de patiënt te krijgen. Het zijn gesprekken over ingewikkelde en intieme onderwerpen; heel waardevol. De onafhankelijke beoordeling van mij helpt de patiënt en de aanvragend arts om resterende behandelopties te beschouwen of, als deze er niet meer zijn, hoop en perspectief te bieden op een goed stervensproces.”