Artsen die overwegen euthanasie te verlenen in complexe gevallen, zoals bij dementie en bij psychiatrische aandoeningen, hebben te maken met botsende normen – vanuit de Hoge Raad, de medische tuchtcolleges, de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie [RTE], de medische beroepsgroep, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het Openbaar Ministerie (OM) – en weten daardoor in bepaalde situaties niet waar ze aan toe zijn.
Het gaat in het bijzonder om de betekenis van de ‘medische professionele normering’, ook wel genoemd de ‘medisch-professionele standaard’, voor het euthanasierecht. Dat begrip speelt blijkens de wetsgeschiedenis een belangrijke rol bij de uitleg van de Euthanasiewet (Wtl). Maar hoe belangrijk medische normen ook zijn binnen het euthanasierecht, zij bieden de RTE en de andere toezichthoudende instanties geen rechtsgrond om zorgvuldigheidseisen die in de Wtl en de wetsgeschiedenis duidelijk zijn omlijnd aan te scherpen of om aanvullende zorgvuldigheidseisen voor het verlenen van euthanasie te introduceren. Daaraan heeft de Hoge Raad in zijn arresten in de euthanasiezaak-Arends paal en perk gesteld.
Het onderhavige artikel, dat strikt juridisch van aard is, behandelt deze materie aan de hand van twee richtlijnen die een rol spelen in de euthanasiepraktijk: de nieuwe handreiking van verschillende artsenorganisaties over Beslisvaardigheid en Wilsbekwaamheid, in december 2023 uitgebracht ten behoeve van de behandeling en verzorging van mensen met beperkingen in de beslisvaardigheid (de zgn. SKILZ-Handreiking) en de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) Levensbeëindiging op verzoek bij patiënten met een psychische stoornis van 2018. Ik kom tot de conclusie dat beide richtlijnen op onderdelen in strijd zijn met de Euthanasiewet en rechtsvragen oproepen die, in hoogste instantie, alleen door de Hoge Raad kunnen worden beslist.
De SKILZ-Handreiking geeft een van de Hoge Raad afwijkende uitleg aan de begrippen ‘wilsbekwaamheid’ en ‘contra-indicaties’ en is daarom m.i., voor zover de Handreiking betrekking heeft op de schriftelijke euthanasieverklaring, niet verbindend voor de leden van de aangesloten artsenorganisaties.
De NVvP-richtlijn stelt op het gebied van ‘second opinion’ en consultatie (art. 2 lid 1 onder e Wtl) strengere eisen dan de Euthanasiewet.
Het is belangrijk dat de Hoge Raad in de gelegenheid wordt gesteld rechtsvragen over deze onderwerpen te beantwoorden en rechtseenheid te bewerkstelligen. Daarvoor is wel nodig dat euthanasiezaken doordringen tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Alleen dan is volgens art. 75 Wet BIG cassatie in het belang der wet mogelijk.
Lees hier de uitgebreide juridische analyse die bovenstaande verder uitwerkt en onderbouwt.
Over deze nieuwsrubriek: ThaNet wil ruimte bieden aan een verscheidenheid aan meningen. De artikelen in onze nieuwsrubriek vertolken niet persé de visie van ThaNet, wat deze wel is valt hier te lezen.